De natuur verandert in het najaar onherkenbaar. Met de komst van september beginnen bladeren en grassen geleidelijk te veranderen in gouden tinten, en koele nevels ontmoeten mensen vaker in de ochtenden. Dergelijke metamorfosen fascineren het uiterlijk van een nieuwsgierige waarnemer en herinneren je eraan dat alles in het leven in een onveranderlijke cirkel beweegt.
Maar hoe vaak denkt iemand na over hoe,waarom gebeurt dit? Waarom verandert de natuur zo veel in de herfst? Waarom worden de bladeren geel? Of waarom ligt de vrieskou op het groene gras? Laten we proberen de antwoorden op deze vragen te vinden.
De eerste veranderingen in de natuur in de herfst beginnen metHet feit dat het gras en de bladeren hun groene kleur veranderen in geel en rood. Weinigen kennen de reden voor dergelijke veranderingen, en het was in het schoolcurriculum.
Zoals bekend, geven bladeren een groene kleurchlorofyl, die zich in plantencellen bevinden. Maar helaas, hun normale werking vereist veel warmte en zonlicht. En aangezien de herfst met de komst van de herfst korter wordt en de temperatuur geleidelijk afneemt, sterven de chlorofylen één voor één af.
Maar het meest verrassende is dat dit proces aan de gang isten behoeve van bomen. Immers, anders zouden ze met de komst van de winter te krap zijn geweest. De reden hiervoor is sneeuw, vasthouden aan de bladeren en in staat om zelfs de sterkste takken te breken. Dit is in het bijzonder de reden waarom de natuur in de herfst alles overbodig maakt, inclusief bladeren.
Dichter bij oktober begint het gras te verschijneneerste vorst. Vooral goed wordt het 's morgens opgeveegd, dit komt door het feit dat de herfstzon op dit moment geen tijd heeft om op te warmen. Maar hoe is de vorst gevormd?
Het gaat allemaal om luchtvochtigheid, datcondenseert op het gras. In de zomer kon dit fenomeen worden waargenomen als de ochtenddauw. In het najaar, als de lucht al behoorlijk koel wordt, bevriest dit vocht en worden kleine rijpkristallen.
Wat anders de natuur verandertin de herfst? Samen met planten gaan ook veel levende wezens in winterslaap. Alle insecten zoeken dus naar diepe gaten, zodat de felle wintervorst hen niet kan bereiken. Hetzelfde geldt voor reptielen die een afgelegen plek zoeken.
Veel vogels houden ook niet van de kou en daarom ook nietdichter bij het midden van oktober verzamelen ze zich in pakken en gaan ze naar warmere landen. Alleen de sterkste soorten blijven over, zoals goudvinken, kraaien of mussen.
Zoogdieren voelen ook de vroege komst van de winter, dus in de herfst worden ze actief zwaarder, zodat de vetlaag hen in de winter niet laat bevriezen.
</ p>